Mogelijk hogere toekenning TVL bij nevenactiviteit als daadwerkelijke hoofdactiviteit
Ten gevolge van een aantal uitspraken van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) gaat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) verschillende bezwaren tegen afgewezen aanvragen voor de TVL opnieuw beoordelen.
In beginsel gaat de RVO bij de toetsing van de aanvraag uit van de eerst vermelde SBI-code van een onderneming, die als hoofdactiviteit wordt bestempeld. Het is echter niet in alle gevallen zo, dat de geregistreerde hoofdactiviteit ook daadwerkelijk de hoofdactiviteit van de onderneming is. In situaties waarin het vastelastenpercentage behorende bij de SBI-code van de geregistreerde hoofdactiviteit lager is dan het percentage behorende bij de SBI-code van de daadwerkelijke hoofdactiviteit, loopt de ondernemer een deel van de tegemoetkoming mis.
Wordt vervolgens door de ondernemer bezwaar gemaakt, inhoudende dat de geregistreerde hoofdactiviteit niet de daadwerkelijke hoofdactiviteit is, maar een geregistreerde nevenactiviteit wel, dan moet de aanvraag door de RVO beoordeeld worden op de SBI-code van de geregistreerde nevenactiviteit. Zij moet dan onderzoeken wat de daadwerkelijke hoofdactiviteit van de onderneming is. Kan de ondernemer met succes aantonen dat een geregistreerde nevenactiviteit feitelijk de hoofdactiviteit van de onderneming is, dan kan alsnog een tegemoetkoming voor een hoger bedrag worden ontvangen.
De RVO gaat naar aanleiding van de uitspraken van het CBb na of deze invloed hebben op de (besluiten genomen op de) ingediende bezwaren over deze kwestie. Mogelijk vragen zij daarbij aanvullende informatie over de activiteiten van de onderneming op bij de ondernemer. Ondernemers die bezwaar hebben gemaakt inzake het bovenstaande, worden hierover door de RVO op de hoogte gesteld. Dat geldt ook voor de ondernemers waarvoor wij reeds eerder bezwaar inzake deze kwestie hebben ingediend.
Tweede Kamer neemt voorstel aan om ook ‘kleine’ ondernemers toe te laten tot de TVL-regeling
De TVL is momenteel slechts toegankelijk indien de ondernemer, mist voldaan aan de andere voorwaarden – in het subsidiekwartaal minimaal € 3.000 aan vaste lasten heeft. Deze vaste lasten worden forfaitair bepaald aan de hand van het bij de SBI-code van de onderneming behorende vastelastenpercentage en de referentieomzet. Omdat deze referentieomzet bij kleinere ondernemers vaak te laag is, komen zij niet in aanmerking voor de TVL.
Een Tweede Kamermeerderheid heeft nu een voorstel van de PvdA aangenomen om ook ondernemers die in het subsidiekwartaal € 1.500 aan vaste lasten hebben toe te laten tot de TVL-regeling.
Het kabinet gaat onderzoeken wat de mogelijkheden zijn en staat positief tegenover een dergelijke aanpassing van de regeling, maar waarschuwt ook voor mogelijke uitvoeringsmoeilijkheden voor de RVO.
Heeft u vragen over de TVL? Neem dan gerust contact met ons op!