Pas vanaf 2026 zal in box 3 geheven worden naar werkelijk behaald rendement. Tot die tijd blijft de zogenoemde huidige spaarvariant, die met het besluit rechtsherstel van 28 juni 2022 in het leven is geroepen, van toepassing. In deze blog zullen wij dit nader toelichten en geven wij je de huidige stand van zaken omtrent het box 3-stelsel. Daarna zullen wij het box-3 stelsel in de overbruggingsperiode tot aan 2026 onder de loep nemen. Afsluitend blikken wij vooruit op het box 3-stelsel per 2026.
In onze blog van 31 januari 2022 beschreven wij het arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021, dat het einde inluidde van de forfaitaire box 3 heffing die vanaf 2017 was ingevoerd. De Hoge Raad oordeelde in deze uitspraak dat dit stelsel in strijd is met Europees Recht, mede door het discriminatoire karakter van het stelsel. Vervolgens concludeerde de Hoge Raad dat het stelsel de door art. 1 EP, in samenhang met art. 14 EVRM, gewaarborgde rechten schendt. De Hoge Raad bood in haar uitspraak rechtsherstel voor de belastingplichtige.
In het coalitieakkoord van 15 december 2021 was afgesproken een heffing op basis van werkelijk behaald rendement in te voeren per 2025, echter het kabinet heeft recent besloten dit uit te stellen tot 2026. In de overbruggingsperiode, tot aan 2026, zal naar aanleiding van het voornoemde arrest van de Hoge Raad tijdelijk een overbruggingsregeling van toepassing zijn. In het besluit rechtsherstel d.d. 28 juni 2022 wordt uitgelegd hoe rechtsherstel plaatsvindt voor belastingplichtigen met nog niet onherroepelijk vaststaande en nog niet vastgestelde aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de kalenderjaren 2017 tot en met 2022.
In het besluit wordt gebruik gemaakt van de zogeheten spaarvariant om rechtsherstel te bieden. Bij de spaarvariant wordt een fictief percentage aan rendement gehanteerd per soort vermogen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen 3 vermogenscategorieën: 1) banktegoeden, 2) overige vermogensbestanddelen en 3) schulden. Voor belastingjaar 2021 wordt het fictief rendement als volgt bepaald: voor spaargeld geldt een forfaitair rendementspercentage van 0,01%, en voor overige vermogensbestanddelen (bijv. panden en effecten) 5,69%. Van dit fictief bepaalde rendement wordt de rente over schulden afgetrokken. De rente voor schulden wordt fictief gesteld op 2,46%. Het saldo van voorgaande is het fictief bepaald rendement. Hierna dient het rendementspercentage berekend te worden. Dit wordt berekend door het fictief bepaald rendement te delen door de rendementsgrondslag (alle bezittingen minus de schulden). Het rendementspercentage wordt hierna maal de grondslag sparen en beleggen (rendementsgrondslag dat boven het heffingsvrijvermogen uitkomt) gedaan. Hierna wordt over dit saldo 31% belasting geheven.
De box 3-belasting die voortkomt uit de berekening van deze spaarvariant kan overigens voor de jaren tot en met 2022 nooit méér zijn dan voortvloeit uit het huidige box 3-stelsel. Leidt de rekenmethodiek uit het besluit rechtsherstel tot meer verschuldigde box 3-belasting ten opzichte van de forfaitaire box 3-belasting zoals die ingevoerd is per 2017, dan blijft de box 3-belasting ongewijzigd. Vanaf 2023 tot aan 2026 wordt de spaarvariant het nieuwe tijdelijke box 3-systeem, waardoor voorgaande niet meer van toepassing zal zijn.
Wij vragen ons af of deze tijdelijke spaarvariant niet weer in strijd is met Europees Recht. Stel, een belastingplichtige heeft in 2021 een vordering van €250.000 waarbij een rente van 1% is overeengekomen. Op basis van de spaarvariant wordt in 2021 voor deze vordering geacht een fictief rendement behaald te zijn van 5,69%. Dit is 4,69 procentpunt méér dan wat werkelijk aan rendement is behaald. Naar onze mening is het twijfelachtig of dit stelsel de toets aan de Europese wetgeving zal doorstaan. Het is daarom zaak om, mocht u zich in een situatie bevinden waarin het daadwerkelijk behaalde rendement lager is dan waarover op grond van de tijdelijke spaarvariant dan wel huidige box 3-stelsel wordt geheven, tijdig als volgt actie te ondernemen. Indien je meeloopt in het massaal bezwaar wordt bij de definitieve aanslag ofwel het huidig box 3-stelsel ofwel de spaarvariant automatisch toegepast. Dit hangt af van wat voordeliger uitwerkt voor je. Mocht het werkelijk rendement alsnog lager zijn, kun je verzoeken om een ambtshalve vermindering. Indien hierna geen ambtshalve vermindering wordt verleend, kun je bezwaar maken tegen de beslissing en eventueel erna in beroep gaan. Indien je niet meeloopt in het massaal bezwaar, maar je aanslag is nog niet definitief opgelegd, kun je bezwaar maken tegen de aanslag indien voornoemde voorvalt.
Vooruitkijkend naar 2026 is er nog weinig duidelijkheid. Het kabinet stelt voor om te kiezen voor een zogenaamde vermogensaanwasbelasting voor het nieuwe box 3-stelsel per 2026. Bij dit stelsel zal naar zeggen van het kabinet jaarlijks belasting worden geheven over de reguliere inkomsten (zoals rente, dividend, huur en pacht minus de kosten) en de waardeontwikkeling van vermogensbestanddelen (zoals koerswinst of koersverlies van aandelen en waardestijging of waardedaling van onroerend goed). Het is tot op heden niet bekend hoe het box 3-stelsel er precies uit gaat zien per 2026. Wij blijven de ontwikkeling van het box 3-stelsel volgen en houden je op de hoogte.
Deze blog is geschreven door Robin Kramer, fiscalist bij Consilio Tax & Law. Heb je naar aanleiding van dit artikel nog vragen, neem dan gerust contact met hem op via ln.thcirtsaam-oilisnoc@ofni of via 043-7600163. Is je daadwerkelijk behaalde rendement lager dan waarover op grond van de tijdelijke spaarvariant dan wel het huidige box 3-stelsel wordt geheven? Wij helpen je graag verder met het in actie komen hiertegen.